- omvang
- {{omvang}}{{/term}}1 [omtrek] girth ⇒ circumference, bulk(iness)2 [grootte] dimensions ⇒ size, volume, magnitude, scope3 [uitgestrektheid, ook figuurlijk] area ⇒ extent 〈ook figuurlijk〉, scale, size♦voorbeelden:1 de omvang van een boom • the girth/circumference of a treedoor hun grote omvang • because of their size/dimension; 〈sterker〉 because of their bulkin omvang toenemen • expand2 de omvang van een onderzoek • the scope of an investigationde omvang van de werkloosheid • the extent of unemployment, the number of unemployedeen reorganisatie van beperkte omvang • a limited reorganizationeen ongekende omvang aannemen • reach unprecedented proportions/dimensionsde volle omvang van de schade • the full extent of the damage3 de omvang van het vraagstuk • the extent/scale of the problem
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.